Opschalen in automotive doe je bedansend

08-01-2021

De ontwikkelingen in mobiliteit razen volle kracht vooruit en daarom eist de toekomst van het wegverkeer zowel slimme als groene oplossingen. Daarin heeft de Nederlandse automotive branche een belangrijke positie, met Centre of Expertise ACE als spil in de samenwerking van de drie automotive opleidingen en de automotive industrie. Een heikele positie. Want hoe bepaal je in een industrie waarin zoveel in beweging is en waarbij partijen met uiteenlopende belangen aan elkaar gekoppeld zijn welke kant je op moet? Kees Slingerland, directeur ACE mobility denkt vooral in mogelijkheden. “Het is geen geplaveide weg die wij bewandelen. Meer ‘trial en error’, want soms landt het wat wij doen en soms ook niet. Dat hoort ook bij een Centre of Expertise. Het is toch vooral je boerenverstand gebruiken, veel communiceren met je partners en af en toe je neus stoten.”


Veranderende wereld

Slingerland: “Toen ik begon was er binnen het Centre een bezinningsmoment waarbij we ons afvroegen: ‘Wat zijn de voornaamste ontwikkelingen en zit de wereld daadwerkelijk te wachten op wat wij op dit moment doen?’ En wat bleek uit een strategische studie? De automotive industrie in haar huidige vorm houdt op te bestaan. Nu is het nog een eenduidige keten van toeleveranciers. Maar die wat gesloten ons-kent-ons-cultuur wordt onderdeel van een veel groter ecosysteem waar ook energiebedrijven, verzekeraars, ict-bedrijven en een hoop andere bedrijven deel van gaan uitmaken. Bovendien is de automotive een wereldwijde industrie, we moeten verder reiken dan de Nederlandse spruitjeslucht. Dat werden onze triggers. En omdat lectoren behoorlijk monodisciplinair werken - ze weten bijvoorbeeld ALLES van powertrain, waterstof, data, laadpalen of composietengebruik in de industrie - besloten we ons met ACE op onderwerpen te richten waarin de deelonderwerpen integraal verwerkt zijn. Om daarvoor ook andere financieringsbronnen te zoeken dan waar de lectoraten uit vissen want anders beconcurreren we elkaar.”

Werken op projectbasis met partners

“Dat doen wij door in aanvulling op onze basisactiviteiten - zoals alle andere CoE’s die hebben - een projectenorganisatie op te zetten. Wij zijn geen onderzoeksinstelling met honderd onderzoekers in een kantoor. Nee, wij bedenken onderzoeken, initiëren ze en proberen ze uitgevoerd te krijgen onder onze regie, maar we voeren zelf niets uit. Zo blijven we een klein, strategisch, leuk team. Het ACE-team bestaat uit zeven mensen die samen een heel netwerk aan bedrijven  aansturen. Die bedrijven kun je niet zomaar vertellen wat ze moeten doen, want ik ben hun BAAS niet. Ik moet het dus ‘bedansen’, vanuit sympathie en handigheid. Het is een ander systeem.

We werken met ruim twintig partners, meer willen we ook niet hebben. Wij noemen ze de ‘premier league van de automotive-industrie’. Daar voeren wij het debat mee. We bevragen ze op wat ze belangrijk vinden, op welke onderwerpen wij gas moeten geven en waarvan ze vinden dat we ons vooral niet moeten bemoeien. Uiteraard proberen we zoveel mogelijk projecten bij ze onder te brengen. Zo moeten ze dat ervaren: partner zijn van ACE levert voordeel op.

Voorbeeld: Bij de HAN loopt een pilot om composieten, lichtgewicht materialen, te gieten. In elektrische auto’s moet je omwille van de loodzware accu wel met lichte materialen werken omdat het anders teveel energie kost om de auto in beweging te krijgen. De HAN is expert in ‘light weight materials’ en Fontys bezit behoorlijk wat kennis over 3D-printing. In een relatief klein project onderzoeken ze samen of we met de composietendeskundigheid van de één, en het 3D-printen van de ander iets kunnen opleveren waar onze partners behoefte aan hebben. Dat hebben we vooraf natuurlijk met ze afgestemd, ze waren zwaar geïnteresseerd in het resultaat.”

Richting kiezen, hoe doe je dat?

“Twee weken geleden discussieerden we bijvoorbeeld met de partners over het starten van een activiteit op het industriepark ‘de Kleefse Waard’ in Arnhem. We vroegen ze: ‘waterstof lijkt de toekomst te hebben, zullen we daar een activiteit op ontwikkelen?’ Het lijkt er nu op dat we alle partners aan boord hebben maar we lopen natuurlijk het risico dat over drie jaar alsnog blijkt dat waterstof de toekomst niet heeft. Of dat waterstof wel de toekomst heeft voor vrachtwagens, maar niet voor personenwagens. Of dat we toch op mierenzuur gaan rijden, er kan van alles gebeuren. Dat moet je in je communicatie duidelijk meegeven: we experimenteren met waterstof omdat we dat verantwoord vinden. We onderbouwen het stevig met argumenten en waarom we juist voor Arnhem kiezen. Maar je moet ook zo eerlijk blijven om te laten doorschemeren dat je het mis kan hebben.”

Unieke focus

“We zijn uniek in automotive driving, zelfsturend rijden. Nederland had daarin de nummer één positie maar heeft die afgelopen jaren verspeeld aan Singapore, Zuid-Korea en Californië. Erg jammer, want een koppositie is prestigieus en kan een geweldige impact hebben op onze industrie. Nederland is zijn eerste plek kwijtgeraakt door een gebrek aan grootschalige experimenteerruimte. Als we echt wat willen betekenen moeten we die hebben. De ‘automotive campus’ in Helmond komt daarvoor in aanmerking mits we die moderniseren met nieuwe sensoren en nieuwe technieken. Dat zetten we op dit moment nadrukkelijk op de agenda en we proberen met een aantal kennisinstellingen iets te realiseren waar de rest van de wereld van opkijkt. Een hele uitdaging en het zal echt nog wel tien tot vijftien jaar duren voor we zover zijn, want het moet natuurlijk super save. Nederland heeft 560 verkeersdoden in één jaar, maar als een zelfsturend voertuig voor één dode zorgt wordt de hele ontwikkeling stilgelegd. Dan snap je hoe het belangrijk het is dat we de Rijksdienst Wegverkeer als partner hebben, want die heeft heel veel kennis op dit gebied en moet uiteindelijk de toekenning geven. Dit is echt een punt waarop we voor de Nederlandse industrie het verschil willen maken.”

Lees ook

0